Doorgaan naar artikel
Allium (Alliaceae)

Allium (Alliaceae)

Het geslacht Allium is groot en omvat ongeveer 700 soorten, plus een vergelijkbaar aantal cultivars. Alliums komen van nature voor in de gematigde streken van het noordelijk halfrond.

In de keuken worden verschillende soorten gebruikt als groente of kruid, zoals:

  • ui

  • sjalot

  • prei

  • bieslook

  • knoflook

De grootste groep bestaat echter uit sieruien, die in tuinen worden toegepast. Sommige soorten zijn geschikt om te verwilderen tussen heesters en onder bomen, andere vallen op met hun bloei in zonnige borders of zijn geschikt voor rotstuinen en potten.


Eigenschappen van sieruien

Een nadeel van veel sieruien is dat het blad geel wordt voordat de bloem goed ontwikkeld is. Daarom worden ze vaak geplant achter of tussen vaste planten, om het verwelkende blad uit het zicht te houden.

Hoge cultivars zijn geschikt als snijbloem. De bloeiwijze blijft lang goed in een vaas, maar als het water niet regelmatig wordt ververst, kan het (vooral bij warm weer) sterk gaan ruiken. Alle alliumsoorten verspreiden een typische uiengeur.

De bloeiwijze bestaat uit ster-, klok- of schotelvormige bloemen die samen een bolvormige of ovale bloemscherm vormen op een kale bloemstengel.

De meeste alliums zijn bolgewassen, sommige hebben een verdikte wortel (zoals prei). De bollen kunnen worden vermeerderd via zaad of door het verwijderen van broedbolletjes. Andere soorten worden vermeerderd via zaad of door scheuren.

Let op: het aanraken van de bollen kan bij sommige mensen huidirritatie veroorzaken.


Standplaats en bodem

De meeste sieruien houden van een goed doorlatende grond, liefst met weinig humus, en een zonnige plek.

Plant sieruien eind herfst. Op arme grond kan wat goed verteerde stalmest worden toegevoegd. Verse stalmest of kippenmest is ongeschikt — uien verdragen dat slecht.

Plantdiepte is doorgaans gelijk aan de hoogte van de bol. Kleine bollen kunnen in de grond blijven en verwilderen vaak goed. Grote bollen moeten meestal na het tweede jaar worden gerooid en bij 25 °C worden bewaard, waarna ze in november opnieuw geplant worden — op een andere plek om ziekte te voorkomen.


Bekende Allium-soorten

Allium cowanii

  • Bloei: april-mei

  • Witte bloemen in luchtige schermen

  • Dunne stengel, goede snijbloem

  • Nauw verwant aan Allium neapolitanum

  • Goed tussen lage grassen voor een natuurlijke uitstraling

Allium gladiator

  • Hoogte: tot 140 cm

  • Bolvormige bloei in mei-juni

  • Stervormige bloemen, lichtpaars tot roze

  • Goede snijbloem

  • Kruising tussen A. aflatunense en A. macleanii

Allium karataviense

  • Compacte groeiwijze

  • Hoogte: 10–25 cm

  • Grijs-groen blad blijft lang mooi

  • Bolvormige bloem met 50+ roze-witte bloemen met paarse streep

  • Geschikt voor rotstuin of pot

  • Cultivar ‘Album’ bloeit wit

Allium moly (Goudlook)

  • Gele bloemen, stervormig

  • Hoogte: 15–24 cm

  • Blijft lang decoratief

  • Verdraagt zon en halfschaduw

  • Verwildert goed

  • Herkomst: Zuidwest-Frankrijk en Oost-Spanje

  • Cultivar ‘Jeannine’ geeft twee bloemstengels per bol

Allium ‘Mount Everest’

  • Hoogte: ca. 120 cm

  • Witte, stervormige bloemen, bloemscherm ca. 15 cm doorsnee

  • Blijft lang groen

  • Goede snijbloem

  • Een van de weinige witbloeiende grootbloemige soorten

Allium schubertii

  • Unieke, explosieve bloeiwijze (diameter tot 30–40 cm)

  • Lilapaars met lichte accenten, stelen roze

  • Blad verwelkt snel

  • Bloei: juni

  • Goede snijbloem, ook geschikt om te drogen

  • Gevoelig voor vorst → beschermen met winterdek

Allium sphaerocephalon (Drumstick)

  • Herkomst: Centraal- en Zuid-Europa

  • Bloei: juni–juli

  • Compact, ovaal bloemscherm op 70 cm hoge steel

  • Kleurt van groen naar roodpaars

  • Geschikt voor borders, verwildering in grasvelden

  • Aan te raden in groepjes te planten voor visueel effect

  • Goede snijbloem, ook verkocht als ‘drumstick’